Inscheping op de ss ANVERSVILLE met bestemming Matadi.
Antwerpen, vrijdag 18 december 1936, Victor de Caluwé stapt aan bord van ‘de Congoboot’ ss ANVERSVILLE. Zijn ouders en zijn vrienden van de Scouts die hem komen uitwuiven, nemen nog snel afscheid op het dek van het schip van de CMB – Compagnie Maritime Belge.
Inscheping met bestemming Belgisch Congo
Afscheid van ouders en vrienden op het dek.
Gebouwd in Glasgow, in Schotland, door Alexander Stephen & Sons, wordt de ss ANVERSVILLE te water gelaten op 30 mei 1912. Het schip vaart eerst onder de vlag van de ‘Compagnie Belge Maritime du Congo’ en vervolgens, vanaf 1930, onder de vlag van de CMB.
In zijn dagboek beschrijft Victor zijn reis van Antwerpen naar Matadi. Enkele fragmenten:
Vrijdag 18 december 1936.
Langzaam vaart het schip weg van de kade. Geschreeuw… wuivende zakdoeken… dierbare gezichten die vervagen… een bocht in de Schelde… en al gauw is de klokketoren van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal niet meer dan een herinnering.
Traag verlaat ik de achterkant van het schip… ‘Komaan, raap je moed bijeen !’ denk ik bij mezelf. En vastberaden stap ik naar mijn kajuit. Mijn eerste oversteek, alles is nieuw, ik moet alles nog leren.
Hier is ze dan, mijn kajuit. Niet groter dan een zakdoek. Er staan 2 stapelbedden maar gelukkig ben ik de enige bewoner.
Dinsdag 22 december 1936.
De zee is stil en uitgestrekt. Op het water is geen rimpeltje te bespeuren. Enkel onze kielzog, die zich uitstrekt tot aan de horizon, vormt een spoor op het water naar het noorden … naar België.
Om 6.30 uur ’s avonds vaart de ss ANVERSVILLE ter hoogte van de Straat van Gibraltar.
Woensdag 23 december 1936.
Wat een trieste dag ! Omwille van de burgeroorlog in Spanje wordt de tussenstop in Tenerife geschrapt. We varen te ver van de eilanden om ook maar iets te kunnen zien.
Vrijdag 25 december 1936 – Kerstdag.
Ik herinner me dat velen onder jullie Kerstavond aan boord hadden willen doorbrengen. Voor hen geef ik, zonder veel commentaar, een overzicht van hoe Kerstmis aan boord gevierd werd. Kerstavond: een middernachtmis en dat was alles. Kerstdag: een diner, een feestmaal zeg maar, wordt aangeboden aan de passagiers. De avond eindigt met een geanimeerd dansfeest. Ik hoef jullie niet te vertellen dat ik hier geen grote liefhebber van ben.
Zondag 27 december 1936.
We hebben net Dakar achter ons gelaten. De typisch Europese kleding maken plaats voor linnen outfits en de eerste helmen komen te voorschijn. Ik heb ook net een geweldig boek ontdekt: BOULA MATARI van Jacques CROKAERT. Lees het, het is de moeite waard !
Jean Simon, vriend en chemicus bij Union Minière
Victor de Caluwé in tropenoutfit
Woensdag 30 december 1936.
We varen in de golf van Guinee, op 350 mijl afstand van land. De zee is hier 5000 meter diep.
Donderdag 31 december 1936.
Een buitengewone dag voor mij, ik zal hem mijn leven lang herinneren. Hij staat voor een mijlpaal. Vandaag ga ik zowel over van het noordelijk halfrond naar het zuidelijk halfrond, als van het jaar 1936 naar het jaar 1937. Heel vroeg vanochtend is het schip de evenaar overgevaren en rond 10.00u vond de doopceremonie voor de nieuwelingen plaats. Alle passagiers verzamelden zich op het dek en de voorbereidingen voor de festiviteiten werden getroffen, door de anciens wel te verstaan. In het midden van het dek stond een podium, met een lange tafel en stoelen voor Neptunus en zijn gevolg. Een beetje meer naar voor en rechts van het podium stond een koker van 60 cm diameter en 5 m lang. En om het tafereel af te maken, een zeil en twee matrozen die een brandblusslang in stelling brengen aan het begin van de koker.
Maak plaats ! Maak plaats ! Agenten gewapend met en houten zwaard duwen de toeschouwers aan de kant. Hier is Neptunus ! Trots steunend op zijn Drietand gaat hij het dek rond, vergezeld van zijn vrouw en de openbaar aanklager, en gaat zitten op het podium. De openbaar aanklager zet zich recht, opent een register en roept een naam af. De beschuldigde, of beter gezegd het slachtoffer, komt naar voren en aanhoort zijn vonnis. Bij de 4e keer is het mijn beurt. de Caluwé Victor !… Ik kom voor de rechter.
De openbaar aanklager begint zijn pleidooi :
Meneer de Caluwé, we moeten toegeven dat we u, ondanks diepgaand onderzoek, niets kunnen verwijten. We weten echter dat u heel erg begaan bent met uw kapsel, dat trouwens zeer mooi is. We willen u dan ook graag plezier doen met een shampoo van het huis. Om uw moed op de proef te stellen zal u ook de kleine test van de koker ondergaan…
Neptunus neemt het woord:
Ik bekrachtig deze straf. Agenten doe jullie werk.
Ik wordt onmiddellijk op een stoel gezet. En terwijl de ene een ei stuk slaat op mijn hoofd, besmeurt een tweede mijn gezicht met een soort pap en laat een derde ijsblokjes over mijn rug glijden. Na deze actie wordt ik voor de ingang van de buis geplaatst. Gelukkig ben ik gekleed voor de gelegenheid: een pyjamabroek en een Lacoste hemd. Mijn pantoffels doe ik nog snel uit en ik kruip vastberaden in de koker.
Ik ben amper 1 meter ver wanneer aan de ander kant de pomp wordt aangezet. Mijn God ! Wat een douche ! Ik stap nog steeds verder, en probeer zoveel mogelijk te vermijden om die enorme hoeveelheid water in mijn gezicht te krijgen. Ik ben bijna op het einde, wanneer men langs buiten de koker dichtknijpt, waardoor ik onmogelijk verder kan. Om uit deze greep te ontsnappen span ik al mijn spieren op om me dan plotseling te ontspannen, zodat ik als een paling naar buiten kan glippen.
Oef ! Het is voorbij… mijn Evenaarsdoop zit erop.
’s Avonds werd het feest verder gezet met een Nieuwjaarsdiner en een bal.
Vrijdag 1 januari 1937.
Ons schip bevindt zich nu ter hoogte van de Congostroom. We zijn wel nog 80 mijl van de rivier verwijderd en zetten onze route naar Lobito verder.
Zaterdag 2 januari 1937.
In de voormiddag vernemen we dat we rond 11.30 uur het schip ss ELISABETHVILLE zullen kruisen, dat met 62 passagiers op weg is naar Antwerpen. Weldra zien we aan de horizon een rookwolk verschijnen, gevolgd door de boot zelf. Het andere schip is nu vlakbij en beide boten manoeuvreren zodanig dat zij elkaar kruisen op amper 110m zijn ze van elkaar. De schepen groeten elkaar door hun stoomfluiten 3 maal te laten klinken, terwijl de Belgische vlag wordt gehesen. We zwaaien met onze zakdoeken, de anciens roepen namen,… de ELISABETHVILLE vaart ons voorbij en vervolgt zijn tocht naar België.
Maandag 4 januari 1937.
Om 5.00 uur ’s morgens, terwijl ik nog lag te slapen, gooit de ANVERSVILLE zijn anker uit, ter hoogte van Lobito. Een uur later, bij het krieken van de dag, ligt het schip aangemeerd in de haven. Tot mijn grote verbazing zie ik door een patrijspoort hangars, treinwagons van de CFB – Chemin de fer Benguela, een bewolkte grijze hemel en regen. Dat was, mijn vrienden, mijn eerste beeld van Afrika.
De ss ANVERSVILLE in Lobito
Lobito, vertrek per trein naar Katanga
Ondanks de regen ga ik aan wal en stap ik richting de stad. Officiële gebouwen en handelszaken zijn in zeer uiteenlopende en banale stijlen opgetrokken. Uiteindelijk zie ik ook iets mooi: het Hotel Terminus Palace, dat niet zou misstaan aan de côte d’Azur. De tijd gaat voorbij en we moeten terug naar de boot. Om 10.00 uur wordt de loopbrug opgetrokken en vertrekken we. 82 van onze reisgezellen blijven achter op de kade. Hun bestemming is Katanga.
Dinsdag 5 januari 1937.
Rond 11.00 uur in de voormiddag wijst een paarse lijn aan de horizon ons erop dat er opnieuw land in zicht komt. We varen verder en rond 4.00 uur in de namiddag varen we de monding van de Congostroom in. We houden halt ter hoogte van Banana waar de autoriteiten aan boord komen om de scheepslogboeken te inspecteren. Honderd zwarte werknemers en hun gezagvoerder komen mee aan boord om goederen uit te laden in Boma en Matadi.
De CAMBIER brengt de loots aan boord
De haven van BOMA vanuit de ANVERSVILLE
Woensdag 6 januari 1937.
We vertrekken heel vroeg en rond 9.00 uur komen we aan in Boma, de voormalige hoofdstad, tegenwoordig een middelgrote stad. Ik maak een korte wandeling aan land, eindelijk ben ik op Congolese bodem. Twee dingen vallen me op, groentje dat ik ben. Eerst en vooral de leegstand van heel wat gebouwen, wat een triestig uitzicht geeft aan Boma en vervolgens de immense beleefdheid van de inboorlingen. Van een soldaat die vlekkeloos salueert, een klerk die elegant zijn hoed lichtjes afneemt tot een simpele boer die u begroet met “Mboté Mundélé”.
Onderweg voor de laatste etappe.
Boma – Matadi, het landschap verandert, de bossen maken plaats voor heuvels bedekt met struikgewas en met in de verte, denken we, de “Monts de Cristal”. Ik vestig uw aandacht voor eens en altijd op het verschil in afstanden in België en Congo. Het zou helemaal verkeerd zijn om afstanden in Congo te vergelijken met afstanden in België. De Congostroom is de Schelde niet. En tussen Banana en Matadi ligt er ongeveer 140 km. Stel je voor, een schip gemaakt om op open zee te varen, zo diep in het binnenland… We komen steeds dichter bij onze eindbestemming. We zijn nu ter hoogte van Ango-Ango, de oliehaven van Congo. Van hieruit vertrekt een pijplijn van 300 km lang, dwars door de “Monts de Cristal”, om Leopoldstad met brandstof te bevoorraden.
De oliehaven van Ango-Ango
Matadi, vooraan aan stuurboord.
Op de Congostroom, stroomafwaards Matadi, moet de Congoboot de reuze draaikolk “Chaudron d’Enfer” vermijden.
Nu moeten we oppassen, we varen langseen de “Chaudron d’Enfer”. Voor ons een steile rotswand, een klif. De rivier draait bruusk naar rechts en de stroming haalt hier 18 km/uur. De kleinste stuurfout kan fataal zijn. Maar gelukkig kent de stuurman zijn vak. Matadi, iedereen stapt uit. Ik word verwelkomd door de gerant van SECLI in Matadi en zal mijn eerste nacht op Congolese bodem doorbrengen in het Hôtel Métropole.
Donderdag 7 januari 1937
Afspraak in het station van Matadi, een ultra modern gebouw, waar we de “Train Blanc” van 8.00 uur nemen met bestemming Leopoldstad.