In een Douglas DC3 van Haren-Evere naar Leopoldstad.
Uit het dagboek van Victor.
Donderdag 21 februari 1946 om 8u00 ‘s morgens.
Ik begeef me naar het vliegtuig, een laatste blik, een laatste afscheidsgroet aan iedereen die me dierbaar is en die ik moet achterlaten, mijn vrouw, mijn ouders en de scouts, en ik ga de cabine binnen. Ik nestel me comfortabel in een zetel aan stuurboord. De deur wordt gesloten, het vliegtuig trilt, de motoren brullen.
Instapzone voor passagiers op de luchthaven van Haren-Evere.
We rijden tot aan het einde van de baan. Het vliegtuig zwenkt, neus in de wind, volle gas… we schieten voorwaarts… nog meer schokken… we lijken te glijden… we vliegen… daken van de loodsen, de huizen… een grote bocht en dan richting zuiden, naar Leopoldville. We vliegen erg laag, zien het park van Laken, het kanaal dat we volgen, de Leopold II-laan, de Ninoofsesteenweg, de vlakte van Scheutveld en de Leopold De Swaefstraat. Ik kan heel duidelijk de ramen zien van het appartement waar ik deze ochtend nog was… Vaarwel Brussel, Zennevallei… . Lage wolken… we winnen hoogte… we komen in de wolken die we al snel daarna onder ons zien.
Het vliegtuig vervolgt zijn weg onder een rustige hemel maar het moet koud zijn want de ramen worden bedekt, eerst met damp en daarna met ijzel. We krabben tevergeefs, de ijslaag is onmiddellijk terug. Vermits er buiten niets meer te zien valt onderwerp ik de binnenzijde van het vliegtuig aan een onderzoek. 21 stoelen, links per twee geplaatst, rechts één. Vooraan de deur die ons scheidt van de cockpit. Achteraan het toilet en de voorraadkast. Boven elke stoel een regelbare mond van de ventilatie en de elektrische verwarming die bediend wordt vanuit de commandopost.
11u20. We zetten de landing in, we hebben het gevoel dat we aan een stuk touw hangen dat in schokjes wordt neergelaten. Daar is de mecanicien. Hij meldt ons dat we op een gemiddelde hoogte van 3800 m gevlogen hebben, dat de buitentemperatuur 30 graden onder nul bedroeg en dat we Marseille voorbijvliegen. Om te profiteren van een gunstige wind. Dat we op 2000 m blijven. De zichtbaarheid is terug.
Daar is de monding van de Rhône… de kust… de Middellandse Zee, na een uur dagen de Balearen op en slaat het weer om. Dikke wolken komen ons tegemoet en doen ons springen en rollen alsof we op een onstuimige zee varen. Vermits ik gevoelig ben voor zeeziekte is dit gevoel eerder onaangenaam. Ik ben dan ook gelukkig dat het vliegtuig terug hoogte wint. Over een halfuurtje zijn we in Algiers.
Maar wat gebeurt er? Het vliegtuig begint te dalen, doorboort de wolken… we zien de eilanden… we dalen… vliegen rond het grootste… een stad… de vlakte… landing… een vlag, die van Spanje. We kijken elkaar verbaasd aan en er wordt flink wat commentaar gegeven. We staan dus aan de grond en de bemanning van het vliegtuig komt ons uitleg verschaffen over dit mysterie. Het slechte weer heeft de vlucht wat vertraagd zodat ze vreesden nog voor Algiers zonder benzine te vallen. Profiterend van diezelfde wind heeft de gezagvoerder beslist om terug te keren en benzine te vragen op de luchthaven van Palma. Spanjaarden zijn zeer vriendelijk en het is een mooi land, alle bomen staan al in bloei en we koesteren ons in de zon. Maar het gaat niet vanzelf om de 600 l benzine te verkrijgen die we nodig hebben. Het Spanje van Franco is gerantsoeneerd en de autoriteiten moeten naar Madrid telegraferen. De Spaanse commandant stelt ons gerust. We zullen ten laatste morgen vertrekken en de consul in België, een vooraanstaande Spanjaard, wordt verwittigd. Door tussenkomst van de consul krijgen we de toelating om gratis te drinken en te eten.
Op deze zelfde vlakte wachten twee Franse vliegtuigen – grote driemotorige – op de toelating om te vertrekken, het ene sinds een maand en het andere sinds tien dagen.
Motief: verbod voor Spanjaarden die naar de Canarische eilanden gaan om het Franse deel van Afrika te overvliegen… er worden vliegtuigen vastgehouden in Casablanca, dus…
Rond 16u00 komt de toelating uit Madrid en alles is klaar rond 16u30.
We stijgen op, gelijktijdig met het vliegtuig van de lijn Madrid – Barcelona dat de post is komen oppikken. De zichtbaarheid is slecht, af en toe bespeuren we een spatje water… we landen opnieuw… vaste grond. Vliegveld van Algiers. Het is 18u15. Na de gebruikelijke formaliteiten brengt een bus ons naar de stad 23 km verderop. We eten in het restaurant van Air-France waar we vernemen dat er geen kamer meer beschikbaar is voor ons. De drie dames zullen onderdak krijgen, maar de heren… Het is 21u00 wanneer men ons naar het onthaalcentrum brengt. Welkom vluchtelingen, gerepatrieerden en gevangenen. Een slecht onderhouden huis, stinkende bedden, vuile dekens, dat is wat ons aangeboden wordt. Tot grote wanhoop van de afgevaardigde van Air France weigeren we categoriek. Uiteindelijk vinden we op de belastingdienst van de marine 6 slaapplaatsen. Ik behoor tot de gelukkigen die ervan gebruik maken. De anderen brengen de nacht door in zetels. Hiermee eindigt de eerste fase van onze reis.
4 dagen en 6 tussenladingen om Brussel met Leopoldstad te verbinden.
Vervolg van de vliegreis. Vrijdag 22 februari 1946 van Algiers naar Gao.
De afgevaardigde van Air France komt ons oppikken met de bus van de vliegtuigmaatschappij. Het is 6u00 ‘s ochtends, het is nog donker en op dit uur brengen alleen de vrachtwagens van groentetelers wat leven in de straten. We rijden snel naar het vliegveld op 23 km van Algiers. Op de luchthaven wordt ons een overvloedig ontbijt aangeboden en onmiddellijk daarna nemen we terug onze plaatsen in op het vliegtuig dat stipt om 8u00 opstijgt om de 2400 km woestijn te overbruggen die ons scheiden van Gao op de Niger. We stijgen vlot en al snel herbegint onze probleemloze vlucht boven een wolkenzee. Rond 10u00 echter wordt de aarde zichtbaar, eerst in een soort schemerlicht, daarna heel duidelijk. Eerste blik op de woestijn die een tiental jaren geleden nog gevreesd werd, zelfs door de stoutmoedigste reiziger. Heuvels, valleien, een volledig rivierensysteem ontrolt zich onder onze ogen. De kleuren zijn zeer gevarieerd en omvatten het hele gamma van geel en oker. Maar nergens een spoor van water of leven en nochtans werd dit onvruchtbare land overwonnen. Er werden posten geplaatst waardoor auto’s en vliegtuigen in alle veiligheid kunnen circuleren.
Tussenlanding en bevoorraading in El Alouef.
DC-3 van Sabena in El Alouef
12u00. Door een dunne rooksluier ontdekken we een veld waar twee vliegtuigen staan. Een bocht en we komen ernaast te staan, mooi in de rij. Aoulef, een gemetselde kubus, een paar vaten olie en benzine en dan de commandopost. Het is zeer warm en we moeten een paar ogenblikken wachten voor de passagiers van het Franse vliegtuig opstaan van tafel. Onder hen merk ik een jonge vrouw die haar echtgenoot gaat vervoegen in Brazza en die in dezelfde omstandigheden reist als mijn vrouw binnenkort. Ik ben blij te zien dat de reis haar helemaal niet hindert. Soep, noedels, schaap, confituur, koffie. Dat is het menu, echt niet slecht voor deze plek. Het tweede vliegtuig, een DC-3 van Air France, dat zich naar Bangui moet begeven heeft pech, een band is ontploft bij de landing. Gelukkig zijn de Belgen vooruitziender en is het dankzij ons reservewiel dat de Fransen hun reis kunnen verderzetten.
Hotel de l’Atlantide in Gao – Met opschrift SABENA op de gevel.
13u00. Op weg naar Gao, een vlucht van 4 uur boven een verbrand land. Steeds identiek. We zien een watervlak fonkelen dat als het ware in het zand wil verdwalen. Het is de Niger en vreemd genoeg is er op die plek geen enkele vegetatie langs de loop van de stroom. Gao, stad gevormd door een serie kubussen van gedroogde aarde, elk ervan omgeven door een omheining van hetzelfde type, is sinds de komst van de Europeanen, waarvan er nu een 400-tal wonen, niet van uitzicht veranderd. We hadden graag de stad verkend maar daar was jammer genoeg geen tijd voor. Aankomst aan het hotel rond 17u00. Net genoeg tijd om ons een beetje op te frissen voor we aan tafel gaan. Daarna rest ons net genoeg tijd om een uitstap te maken tot aan de markt waar op dit late uur slechts een paar handelaars staan die toeristenwaar verkopen. Dat we geen lokale munt hebben vormt geen probleem om iets te kopen. De inlandse bevolking aanvaardt alle munteenheden, behalve de Franse (arm Frankrijk). Ik laat me verleiden door een paar sandalen waarvoor ik 100 Fr betaal, ongeveer de helft van het gevraagde bedrag. Terug naar het hotel, nog een drankje en dan gaan slapen, de eerste keer in zes jaar tijd dat ik slaap val onder een muskietennet.
SABENA – Logo
Vervolg van de vliegreis. Zaterdag 23 februari 1946 van Gao naar Douala.
Vroeg in de morgen komt de boy ons wekken en al gauw zitten de passagiers verzameld rond een overvloedige breakfast die geserveerd wordt in de tuinen van het hotel. Het is nog nacht, de temperatuur is ideaal en niets verstoort de stilte van de woestijn. De telegrafist die dienst doet als boordcommandant maant ons aan om snel plaats te nemen in het rupsvoertuig van de trans-Sahara maatschappij, dat ons naar de vlakte zal brengen. Een te korte tocht in deze woestijn. De dageraad brengt roze tinten die de serene nacht opslorpen waarin duizenden sterren blinken.
Met spijt in het hart moet ik deze duizelingwekkende reis voortzetten. Ik zou er veel voor over hebben om mijn weg te kunnen verderzetten door die te volgen van de karavanen. Me onderdompelen in die eenzaamheid, slapen onder de sterrenhemel, in een deken dicht bij het vuur.
Een paar dagen het leven leiden van de woestijnbewoners. Helaas, morgen ben ik in het centrum van Afrika terwijl ik nauwelijks tijd gehad zal hebben om mij het leven in te beelden in de doorkruiste landen.
Bij onze aankomst draaien de motoren al en wij nemen onze plaatsen in. Op het moment dat de deur toegaat merkt een passagier op dat we niet voltallig zijn. Grote beroering. De telegrafist is verbijsterd, de boordcommandant is woedend. Dit incident zorgt voor een uur vertraging.
Een telefoontje naar het hotel. Er zijn inderdaad 2 passagiers die ontbreken. We oefenen geduld. Eindelijk zijn ze er. Uitleg. De tijd om de koffers te halen en terug… de bus die wegrijdt. Het is zonder twijfel de schuld van de telegrafist. Uiteindelijk stijgen we op, een grote cirkel boven Gao… de Niger… we klimmen hoger…. De aarde verdwijnt in het schemerlicht en we zetten koers naar Lagos. Na een vlucht van meer dan drie uur wordt de aarde terug zichtbaar. Na de woestijn komt nu de savanne en al snel zien we linten die de wegen zijn en geometrische vormen die plantages zijn. De dorpen worden talrijker. Het vliegtuig begint te dalen. Een vreemd gevoel. We hebben de indruk dat we vallen en dan plotseling blijven hangen aan een draadje dat even later door een onzichtbare hand weer losgelaten wordt. En vrije val na vrije val gaan we van 3500 naar 700 m en komen we in het zicht van een open veld.
De piloot neemt gas terug… contact met de vaste grond… en we rijden over de mooiste vlakte die je je maar kan voorstellen. In werkelijkheid heet dit vliegveld Ikeya en het ligt op 26 km van Lagos. Bijzonder detail, dag op dag 6 jaar geleden bevond ik me in Lagos op weg terug naar huis. Voor we het vliegtuig verlaten komt de gezondheidsdienst ons desinfecteren met DDT. Daarna mogen we naar ons gastenhuis gaan. Onberispelijke bediening, perfecte maaltijd en voor de eerste keer bananen. Ik eet er nog één extra voor een kleine dame die ik bijzonder goed ken en die een zwak heeft voor fruit.
Minder dan een uur later zijn we op weg naar Douala. We vliegen langs de kusten… en dan slaat het weer om. De luchtzakken worden steeds talrijker en voor de eerste keer licht het opschrift « bouclez vos ceintures » (gordels aandoen) op. De piloot probeert te stijgen maar telkens is er een nieuwe luchtzak waardoor hij de gewonnen hoogte weer moet inleveren. Er blijft ons dus niks anders over dan de tornado te ontwijken en we aanschouwen een razende stortbui aan onze rechterkant zonder dat we zelf gehinderd worden. Eindelijk: Douala. Nauwelijks aan de grond zien we ook het Franse vliegtuig landen dat ons al volgt sinds Algiers en alle passagiers komen samen op de bus die hen naar de stad brengt. Hoewel dit een havenstad is valt er weinig te beleven en lijkt de stad niet dicht bevolkt. De hoteluitbater zegt me dat er 400 Europeanen en 12000 zwarten zijn. Ik vind er de Congolese flora en de typische aanblik. Voor de eerste keer voel ik mij in equatoriaal Afrika.